Augustinus over de gloed van de vriendschap
samen praten en samen lachen
hartelijk met elkaar omgaan
samen een goed boek lezen
samen schertsen en serieus zijn,
het soms met elkaar oneens zijn zonder haat
alsof je het oneens was met jezelf
en met dat zeldzame verschil van mening de eensgezindheid van altijd kruiden, aan elkaar en van elkaar iets leren,
uitkijken naar de terugkomst van wie afwezig is
en blij zijn als hij er weer is;
met deze en andere soortgelijke tekenen
vanuit het hart van mensen die elkaar graag mogen,
en wat je zegt met je mond, je spraak, je ogen
en duizend andere lieve gebaren
zielen als door vuur laten samensmelten en van vele één maken
dat hebben we lief in onze vrienden
en wel op zo'n manier dat ons geweten er ons een verwijt van maakt
als we genegenheid niet met genegenheid beantwoorden,
zonder echter iets anders van hen te verwachten
dan een teken van welwillendheid.
Augustinus, Belijdenissen 4,13 / vertaling Wim Sleddens