Voorjaar
Witte wolken aan een blauwe lucht, bloesem in de voortuinen. Dit heet lente.
Hans stapt naar buiten; de zon is meteen vertrokken, een koude noordwestenwind steekt op. En hij is al zo moe van de afgelopen week. Allerlei moest gebeuren wat hij niet meer wil doen of wat nieuw voor hem is.
Zaterdagochtend nu, en hij moet nog met een Track-en-Trace briefpakje voor Australië naar de Post. De loketmevrouw op Rauwenhof legt hem uit dat dit pakje zal verdwijnen in de Eeuwige Postvelden omdat het te klein en te dun is. Het raakt tussen de wielen van de sorteerband of zo. Terug naar huis om het groter te maken, want dit pakje moet namelijk wél aankomen.
Na de tweede keer Rauwenhof gaat hij naar de Franciscushof. Eerst maar koffie, misschien trekt hij dan bij. En daarna niet over de grond kruipen, dat kan hij niet opbrengen. Watertanks vullen, in de kas kijken, dat soort dingen. Moeten er onderhand geen tomaten gezaaid worden? Hij kijkt in het journaal en ja, verleden jaar rond 1 april gingen de tomaten in de zaaipotjes. Hij sleept zich naar de kas, gaat de tomatenbakken klaarzetten. Twaalf keer zestien plantjes wil hij kweken.
Maar is het niet te koud? Hij consulteert Gerard. Die adviseert: Thuis zaaien, in de zon op de vensterbank, tijdig verspenen in de kas en dan hopen op géén nachtvorst. Ja prima Gerard, maar er is een probleem: Ik heb geen thuis. Gerard biedt aan om die zaailingen onder zijn hoede te nemen. Goed idee!
Daar komt HP om de hoek: Verdorie Hans, wat heb je nou weer aangehaald? We zouden toch niet meer vóórzaaien en dan verspenen? Daar krijgen vrouwen rugpijn van en vrijwel alle mannen ruggemergtering. En al die zaailingen die meteen doodgaan met een afgeknauwd steeltje?